“Er werd gejouwd, gescholden, geschreeuwd en met steenen naar de politie gegooid. Door de militairen is toen met scherp gevuurd, vooral in de omgeving van de Binnen-Dommerstraat, hoek Brouwersgracht.” Het Amsterdamse Aardappeloproer woedde op 5 juli 1917 hevig en een verdwaalde kogel maakte die avond in een woning aan de Brouwersgracht een einde aan het leven van de zeventienjarige Hendrika Sturm. De schuld van de politie, vond haar vader Levinus Sturm. Een Amsterdamse politieman ging op 17 juli langs bij de familie Sturm en stelde een rapportje op, dat nu bewaard wordt in het Stadsarchief Amsterdam.
Aardappeloproer
Het Aardappeloproer was begonnen op 28 juni 1917. Die dag liepen vrouwen uit de Jordaan al vanaf zes uur ’s morgens winkel in, winkel uit op zoek naar de door de Eerste Wereldoorlog schaars geworden aardappelen, toen ze op de Prinsengracht een hele schuit vol ontdekten, bestemd voor soldaten. De vrouwen plunderden de schuit om hun gezinnen te eten te kunnen geven en in de dagen daarna doorzochten ze winkels, pakhuizen en treinwagons op meer aardappelen. Vooral in de Jordaan en op de Oostelijke Eilanden liep het in de eerste week van juli uit op rellen. Op 5 juli waren er ’s avonds grote ongeregeldheden rondom de Haarlemmerdijk. Relschoppende jongens hadden zich daar bij stakende arbeiders gevoegd, schreef de politieman in zijn rapport. Toen het de politie niet lukte de menigte met sabels uiteen te drijven, kregen opgetrommelde militairen de opdracht met scherp te schieten. Een man uit de Vinkenstraat werd gedood, een stuk of tien anderen raakten gewond.
Kogel in haar buik
De rest van het gezin Sturm had zich juist teruggetrokken in de achterkamer en Hendrika zat rond half tien alleen met haar verloofde Jan Willem du Pon, een hospitaalsoldaat, in de voorkamer van het huis aan Brouwersgracht 169 toen ze plots een kogel in haar buik kreeg, vertelde haar vader aan de politieman. Vader Sturm liet zien hoe de kogel was binnengekomen. In het raamkozijn was een gat van wel twee decimeter geslagen. De kogel moest uit de richting van de brug over de Brouwersgracht voor de Binnen Dommersstraat – zo’n zestig meter van het huis – zijn gekomen en zich schuin door het kozijn, dat zich ongeveer op manshoogte bevond, hebben geboord. De politieman maakte een tekeningetje van de situatie, met de baan die de kogel had afgelegd. Hendrika zat waarschijnlijk niet ver van het raam, zo constateerde hij. De kogel ging dwars door haar onderlichaam heen en schampte vervolgens de arm van haar verloofde. Hendrika was ernstig gewond: “De ingewanden drongen door de wond naar buiten,” meldden de kranten de volgende dag, en een toegesnelde arts van de Geneeskundige Dienst had “de grootste moeite om het arme kind te midden van de ontzette familie een voorloopig verband aan te leggen”. Hendrika werd naar het Binnengasthuis gebracht, waar ze geopereerd werd maar nog dezelfde nacht overleed.
Zwanger?
Hendrika Sturm werd op 11 juli 1917 begraven op de Nieuwe Oosterbegraafplaats. Al uren van tevoren zag het op de Brouwersgracht, op de bruggen en in de zijstraten zwart van de mensen en “toen de rouwwagen, waaraan een zestal kransen was gehangen, door de dichte menigte reed, schreiden de vrouwen en de mannen stonden blootshoofds en brachten een laatsten groet aan het jonge meisje, kind nog bijna, dat zoo tragisch haar leven eindigde,” aldus het Algemeen Handelsblad. Om niet verder te provoceren was de politie alleen in burger aanwezig. In de verhalen die rondgingen werd Hendrika’s lot intussen almaar tragischer: ze zou de week daarop gaan trouwen, zou zelfs zwanger zijn. Niets van waar, zei haar vader tegen de politieman. Hij had een geneeskundige verklaring om dat te bewijzen.
Eenigszins ontstemd
Toen de politieman een week na de begrafenis op bezoek kwam aan de Brouwersgracht waren Levinus Sturm en zijn vrouw Catharina eerst “eenigszins ontstemd”. Hun dochter was nodeloos doodgeschoten doordat een inspecteur en een politieagent bij de brug aan militairen de opdracht hadden gegeven om te schieten. Sturm begreep heus wel dat de politie moest optreden “tegen de baldadigheden”, maar “op de Brouwersgracht in de omgeving mijner woning was niemand, daar behoefde niet gevuurd te worden.” Hij voegde er wel meteen aan toe dat hij verder niets tegen de politie had. “De hoofdcommissaris van politie is ook een beste man,” staat – doorgestreept – in het rapport. Na een uur praten had de politieman de familie Sturm er naar eigen zeggen van overtuigd dat de politie geen blaam trof en daarna “waren zij zeer geschikt en drukten zij mij beiden bij ’t weggaan de hand.”
Zenuwlijder
Ter afsluiting noteerde de politieman nog dat Levinus Sturm invalide was en moest leven van een uitkering van tien gulden per week. Zijn negentienjarige zoon was zenuwlijder, en hij had nog vijf kinderen om voor te zorgen. Hendrika was “hun alles in huis” geweest. De suggestie van de politieman om het gezin financiële steun te bieden is doorgehaald.
Terzijde: Zo’n vier maanden later, in november 1917, kreeg een neef van de overleden Hendrika Sturm een dochtertje dat hij ook Hendrika noemde. Deze Hendrika Sturm werd later bekend onder haar artiestennaam, Rita Corita.
Afbeelding: detail uit het politierapport van 17 juli 1917 met tekening van de situatie aan de Brouwersgracht en de baan die de kogel aflegde.
Het politierapport over de dood van Hendrika Sturm bevindt zich tussen andere stukken over het Aardappeloproer in het archief van Gemeentepolitie in het Stadsarchief Amsterdam, toegangsnummer 5225, inventarisnummer 4707.