Margaretha Jacoba de Neufville

Een karretje voor Sinterklaas

Met Sinterklaas 1811 deed schrijfster Margaretha Jacoba de Neufville haar neefje David een karretje cadeau. Een speelgoedkarretje, waar hij mooi zijn (speelgoed)paardje voor kon spannen, schreef ze – een soort voorloper van het speelgoedautootje dus.

6 december
David was nog geen elf maanden oud, maar zijn tante deed een quasi-formeel bericht bij het cadeau. ‘Waarde neef!’ begon ze haar brief aan het jongetje, die ze adresseerde aan de ‘Weledele Heer’ David Mattheüs van Gelder de Neufville te Amsterdam. Het briefje is gedateerd op 6 december, de naamdag van Sint Nicolaas en de dag waarop toen Sinterklaas gevierd werd. Het wordt nu bewaard in het Stadsarchief Amsterdam.

Laars
Baby David had – vast met wat hulp van zijn ouders – zijn laarsje aan zijn tante Margaretha gestuurd met het verzoek er wat in te doen. Aan dat verzoek kon Margaretha niet letterlijk voldoen, schreef ze. Het karretje was te groot: ‘Ik kan onmogelijk de kar in de laars krijgen, hier om doe ik maar de laars in de kar.’ Ze voegde eraan toe dat ze hoopte dat ze met Sint Nicolaas voortaan steeds ‘een min of meer groote schoen’ van haar neefje zou krijgen en dat ze die altijd naar genoegen zou kunnen vullen – en nooit genoodzaakt zou zijn er een gard, oftewel een roe, in te doen.

Jacobus de Neuville

Jacobus de Neufville door Adriaan de Lelie, 1820

Kinderportretten
Wat was het voor wagen, die Margaretha de Neufville aan haar neefje gaf? Negen jaar later, in 1820, schilderde de populaire kunstenaar Adriaan de Lelie een portret van Davids jongere broertje Jacobus – toen een jaar of drie – met een speelgoedkoetsje, waarvoor twee speelgoedpaarden zijn gespannen. Hetzelfde wagentje zal het misschien niet geweest zijn, maar het geeft wel een idee van het soort karretje dat Margaretha haar neefje voor Sinterklaas  gestuurd zou kunnen hebben. Het was in ieder geval te groot voor een kinderschoen! Van de kleine David zelf bestaat trouwens ook een portret door diezelfde Adriaan de Lelie, uit 1817. Hij staat erop met zijn jongere zusje, dat net als haar tante Margaretha Jacoba heette. De twee kinderen spelen daar niet met een wagentje, maar met een tol en een pop.

David Mattheüs en Margaretha Jacoba de Neufville, 1817

Bloemkool
‘Van mijn tanteschap het eerste’ schreef Margaretha de Neufville op de brief bij het Sinterklaascadeau. David was het eerste kind van haar broer Abraham, en haar eerste neefje. Het was de eerste maar niet de laatste brief die David van zijn tante zou krijgen. In zijn archief, nu in het Stadsarchief, zijn verschillende brieven van haar hand bewaard. Tante en neefje lijken een goede band te hebben gekregen. Uit een van de brieven blijkt bijvoorbeeld dat de intussen zestienjarige David zijn geleerde tante om hulp vroeg bij de voorbereiding van een spreekbeurt. Haar allereerste brief aan David, die van Sinterklaas 1811, ondertekende Margaretha Jacoba de Neufville als zijn ‘dienaresse en liefhebbende tante’. En ze herinnerde hem eraan dat ze hem die middag om half vier op de bloemkool verwachtte.

De brief van Margaretha Jacoba de Neufville aan haar neefje David Mattheüs van Gelder de Neufville wordt bewaard in het archief van de familie Van Gelder de Neufville in het Stadsarchief Amsterdam, toegangsnummer 1477, inventarisnummer 55. Het portret van Jacobus van Gelder de Neufville – met koetsje – door Adriaan de Lelie (1820) is in het Amsterdam Museum. Het dubbelportret van de jonge David Mattheüs en Margaretha Jacoba van Gelder de Neufville door Adriaan de Lelie (1817) bevindt zich in de collectie van de Van de Poll – Wolters – Quina Stichting.